De kerk van Aduard

Op 5 juni 1192 werd door monniken van de cisterciënzer abdij Klaarkamp (Clarus Campus) in Friesland, op een lage wierde die Adwerth genoemd werd, een dochterklooster gesticht. Volgens de bewaard gebleven kroniek (opgemaakt rond 1485 en bijgehouden tot 1522) van het klooster, zouden nachtelijke lichtverschijnselen de plaats hebben aangegeven waar het nieuwe klooster gebouwd moest worden. De stichting, door twaalf monniken onder leiding van de eerste abt Wibrandus, bestond aanvankelijk uit een een eenvoudige kapel met twee altaren en een woonvertrek. Een van de altaren was gewijd aan St. Bemardus van Clairvaux (1091-1153), de grote stimulator van de Cisterciënzer orde.



St. Bernardus te Aduard ontwikkelde zich tot het belangrijkste klooster in het Groningerland en speelde een grote rol in het politieke, economische en maatschappelijke leven van de Ommelanden en speciaal Hunsingo. Ook was de abdij lange tijd een centrum van cultuur en wetenschap en was vermaard tot in vele Europese landen. Reeds in de loop van de dertiende eeuw was het klooster uitgegroeid tot een enorm complex, waartoe behalve sacrale ruimten ook vele utilitaire gebouwen behoorden. Naast woonruimtes, gastenverblijven, hospitalen, werkplaatsen en andere bedrijfsgebouwen, noemt de kloosterkroniek ook poorten, muren, grachten, dijken, een toren en zelfs een labyrint Naast bloeiperiodes heeft de abdij ook tijden van verval gekend, waarbij de oorzaken zowel binnen als buiten de kloostermuren gezocht moeten worden. Aan het eind van de zestiende eeuw kwam er een einde aan de glorie van het Aduarder klooster. Ten gevolge van de strijd tussen de Spaanse en Staatse troepen ging in september 1580 een gedeelte van het kloostercomplex in vlammen op. De resten van de gebouwen werden tot in de zeventiende eeuw geëxploiteerd als steengroeve, onder andere ten behoeve van de (ver)bouw van de kerk van het naburige Oldehove en van de fortificaties van de stad Groningen. Op en tussen de puinhopen van het klooster ont- stond het huidige dorp Aduard.

Archeologisch en historisch onderzoek heeft uitgewezen dat de huidige Nederlandse Hervormde kerk van Aduard de ziekenzaal (infinnarium) voor de conversen (lekebroeders) is geweest. Het betreft een groot rechthoekig zaalgebouw uit het eerste kwart van de veertiende eeuw. Het in romanogotische stijl opgetrokken gebouw is verdeeld in negen traveeën. In de noordelijke vierde en vijfde travee bevindt zich een groot dichtgemetseld portaal waaraan boven nog de aanzetten tot een dakconstructie te zien zijn, waarschijnlijk een aansluiting op een ander noordelijk gelegen gebouw. De raamordening in de noord- en zuidgevels zijn bijzonder: grote lichtvensters in de bovenzone en kleine ontluchtingsvensters in de benedenzone. De fundamenten van de verloren gegane eerste en tweede abdijkerk (met kloosterhot) zijn tijdens opgravingen in de jaren dertig van deze eeuw door prof. dr. A.E. van Giffen aan het licht gekomen, ruim zestig meter ten noorden van de huidige kerk. De tweede kerk is volgens de kloosterkroniek gebouwd in de periode 1240-1263 naar het voorbeeld van de (derde) kerk van Clairvaux, nadat een lekenbroeder met zijn zoon voor dit doel een studiereis naar Clairvaux ondernomen had. De ziekenzaal, die het oorlogsgeweld blijkbaar had doorstaan, werd na de Reductie van 1594 in gebruik genomen als school en kerk. Het gebouw werd daarvoor in tweeën verdeeld, waarbij de voorste drie traveeën bestemd werden voor school en meesterswoning, en de overige zes traveeën als kerk werden gebruikt. In 1907 werden de school en de kerk aan het Rijk geschonken, waarna het gebouw in zijn geheel gerestaureerd (1917-1928) en opnieuw als kerk in gebruik genomen werd.
De eigenlijke kerkruimte bevindt zich in het oostelijke gedeelte van de kerk en wordt afgesloten door een paneelwerk met balusters. In het niet gebruikte westelijke deel ligt nu de unieke, nog gedeeltelijk aanwezige, oorspronkelijke vloer van tegels met ingedrukte patronen. De vloer bestaat Uit een patroon van vier cirkels geplaatst in een overhoeks vierkant, twee donkere tegelbanen evenwijdig aan de lengteas van het gebouwen een soort Lotharings kruis. De vier cirkels markeerden, op hun oorspronkelijke plaats in het midden van het gebouw in de vijfde travee, de locatie van een kruis of altaar. De aanwezigheid van dit kruis duidt er in ieder geval op dat het gebouw, althans gedeeltelijk, een sacrale functie had.


Het vroeg-achttiende eeuwse interieur stamt uit de tijd van de toenmalige collator van de kerk: Evert Joost Lewe van Aduard (1677-1753). De familie Lewe zou in de achttiende eeuwalle voormalige rechten en enige bezittingen van het klooster weten te verwerven. De dooptuin, het liturgisch centrum van de kerk en tevens een hoofdkenmerk van het gereformeerde kerkinterieur, wordt hier gevormd door een gesloten paneelwerk.


Centraal daarin staat de kansel (1723) die bestaat uit een rijk geornamenteerde kuip met lampet die middels een rugpaneel (met baretknop) met een eveneens rijk bewerkt klankbord verbonden is. Op de kuip van de kansel prijkt het wapen Lewe van Aduard, met twee omziende leeuwen als schildhouders. De kanselbijbel ligt op een fraai bewerkte koperen lessenaar waarin het embleem Lewe is verwerkt. Eveneens van koper zijn de kaarsenhouder en de zandloper die beide aan de rand van de kuip bevestigd zijn. Een tweede koperen lessenaar, met eveneens het embleem Lewe daarin verwerkt, bevindt zich op het doophek. Op het klankbord twee door omziende leeuwen gehouden cartouches met de tekst: AUSPICIIS ILLUSTAC GENER. v. . E. I. LEWE ADUARD DOM TEMPLUM H. RENOVA11JM Ao
AER. cHRIsn MDCCxxm (wapen: Aduard).

Op het koor bevinden zich twee rijk gesneden banken uit het begin van de achttiende eeuw. De rugleuningen bestaan uit de wapens van (Evert Joost) Lewe van Aduard en (Christina Emerentia) Van Berum, met elk twee omziende leeuwen als schildhouders.
Eveneens uit het begin van de achttiende eeuw dateert een avondmaalsbeker met als opschrift: EVERT JOEST LEWE, HEER VAN ADUARD ETC. ETC., COLLATOR TOT ADUARD, 1714.
In twintiger jaren werd het houten tongewelf van de kerk beschilderd door Jacob Por. In 1908 kreeg de kerk een nieuw orgel, gebouwd door Marten Eertman uit Noordwolde.
De in 1554 gegoten klok is na tal van omzwervingen weer op het oude honk teruggekeerd.

iga- april 1997