De kerk van Den Ham

Onopvallend gelegen aan een doodlopende weg die van de hoofdweg afbuigt, ligt de (Hervormde) kerk van Den Ham. De plek is mooi; de verhoogde ligging in het landschap en het door bomen omzoomde kerkhof maken het tot een schilderachtig geheel. De kerk is niet gelegen op de dijk waarop het dorp Den Ham geleidelijk aan is ontstaan, maar op een afzijdige, hoger gelegen en daarmee veiliger oeverwal. Het ontstaan van het kerspel en de stichting van de eerste kerk hangt nauw samen met de inpolderinggeschiedenis van de streek in de late Middeleeuwen. Direct ten westen van Den Ham bevond zich in die tijd nog een open zeearm die tot aan Aduard reikte. Den Ham viel in die tijd binnen het Aduarder Zijlvest, terwijl het dorp in de jaartax van 1506 tot Vredewold wordt gerekend. Den Ham gold in het verleden als een 'vette' predikantsplaats; de kerk had nogal wat landerijen in bezit, waardoor de predikant -die meestal woonde op de pastorie-weem achter de kerk -nogal wat inkomsten genoot.

Binnen de historische kerspelgrenzen van Den Ham bevindt zich de bewaard gebleven Piloursemaborg (ofwel Hamsterborg), die in 1448 al wordt vermeld en in 1567 in handen kwam van het geslacht De Mepsche. Rechten kunnen de De Mepsches als hoofdelingen in Den Ham niet hebben bezeten omdat het kerspel behoorde tot de staande rechtstoel Groot Aduard. Dat zij zich 'jonker en hoveling op den Ham' noemden, ligt aan de omstandigheid dat Piloursema wel tot het kerspel Den Ham behoorde, maar tot de rechtstoel Oldehove. Wel wordt in 'het kerckereken- boeck' in 1626 Johan de Mepsche 'kerckvoogt op den ham' genoemd, maar deze functie werd ook door latere inheemse boerengeslachten uitgeoefend. In 1699 verkochten de nazaten de borg aan het landbouwersechtpaar Bos(ch)-Scoltens, terwijl de rechten aan Evert Joost Lewe van Aduard kwamen. De borg is sindsdien altijd een boerderij gebleven.

De kerk is gebouwd in de vorm van een eenvoudige zaalkerk met een driezijdig gesloten koor en wordt bekroond met een dakruiter. De huidige kerk is een grotendeelse herbouw uit het jaar 1729 op de fundamenten van haar middeleeuwse voorgangster. Voor het onderste deel van muren heeft men de oude kloostermoppen opnieuw gebruikt, hetgeen in de buitenmuren duidelijk zichtbaar is. De bouwtijd van de voorgangerkerk is ongewis, mogelijk de vijftiende of het begin van de zestiende eeuw. De kerk is in eenvoudige vormen opgetrokken, waarbij

de muren worden verdeeld door smalle lisenen. De rondboogramen zijn geplaatst in een gemetselde verspringing en zijn voorzien van eenvoudige houten traceringen. De hoge, gesloten westgevel bevat vele smeedijzeren beklampingen en wordt afgesloten door een uitstekende gootlijst. De houten dakruiter bevat op elke windrichting een galmgat en heeft een achtzijdige, met leien bedekte bekroning met een haan op de spits. De belangrijkste ingang is het portaal in de zuidgevel die is gevat in een hoge lijst en is voorzien van een bovenlicht. Qua vorm is de kerk sinds 1729 grotendeels gelijk gebleven, zij het dat een blikseminslag in het jaar 1912 de dakruiter met de klok -een achttiende eeuwse vervanger van de oude klok uit 1634- vernielde.

Het interieur is een mooi, ongeschonden voorbeeld van een in het Westerkwartier veel voorkomende inrichting: aan de zuidwand een door een dooptuin omsloten preekstoel, twee rijen negentiende eeuwse banken in het schip en tegenover de preekstoel en in het koor vier grote banken uit de achttiende en negentiende eeuw voor vooraanstaande boerenfamilies. Door de herbouw van 1729 is van de voorreformatorische inrichting niets bewaard gebleven. Het belangrijkste liturgische voorwerp uit de katholieke tijd -de altaarmensa -moet volgens overlevering in Den Ham (evenals in vele andere plaatsen) na de Hervorming (in Stad en Lande officiëel ingevoerd met de Reductie van 1594) kapot zijn geslagen en/of voor het portaal gelegd. Wat nu nog rest uit de voorreformatorische tijd is een grafzerk uit 1573, de sluitsteen van de (overwelfde ) grafkelder van de familie De Mepsche onder het koor van de kerk.


De preekstoel (kuip met lampet met een klankbord) bevindt zich tegen de zuidmuur en is in eenvoudige vormen gemaakt, zonder snijwerk. De dooptuin -prominent interieurstuk in de gereformeerd-Calvinistische kerkinrichting -is gelukkig bewaard gebleven.

Heel wat fraaier zijn de banken in de kerk, die behoorden aan boerenfamilies uit de omgeving. De twee banken tegenover de kansel moeten -gezien het fraaie snijwerk aan achterschot en deurtjes -uit plm. 1760 dateren. Het snijwerk van de bank die het dichtst bij het koor vertoont iets weelderiger Rococo-vormen en moet derhalve iets later worden gedateerd. De bank op het koor -tegen de blinde oostgevel -dateert aanwijsbaar uit het jaar 1824 en toont de smaak uit het begin van de negentiende eeuw. Het overige bankenplan dateert uit de negentiende eeuw, evenals het bescheiden orgel, dat in 1898 door Jan Doombos is gebouwd met gebruikmaking van oudere materialen. De twee overgebleven Sacramenten in de gereformeerd-Calvinistische traditie -Doop en avondmaal -werden bediend m.b.v. een Doopbekken uit 1809 en een zilveren avondmaalsbeker uit 1713.

Naast de reeds vermelde sluitsteen van de grafkelder (gedeeltelijk onder het gestoelte tegenover preekstoel), liggen er in de Hamster kerk meer dan twintig grafzerken uit voornamelijk de zeventiende en achttiende eeuw. Naast de cultuurhistorische waarde die deze zerken vertegenwoordigen, herinneren ze de bezoeker in onze geseculariseerde tijd aan het feit, dat hij zich in een Godshuis bevindt, waar de mensen kwamen om het Evangelie te horen en op hun grafzerk hoopvol lieten beitelen: 'verwachtende een salige opstandige door Christo' (1693).

jga-december 2003

Foto's: Harm