De kerk van Ezinge

Sinds de afgraving van de wierde door prof. dr. A.E.van Giffen van 1931 tot 1934 rijst de kerk op het hoogste punt van het dorp steil uit de omgeving op. De hoofdstraat met een karakteristieke bebouwing leidt licht glooiend op. naar de monumentale 19de-eeuwse kerkhofpoort.

De restauratie, die in 1959 werd beëindigd, behelsde een restauratie van het oorspronkelijke gebouw. De grote eenvoud en het Romaanse karakter wettigen een datering vroeg in de 13de eeuw; de rondbogige ramen zijn klein en hoog geplaatst, de muren zijn niet in traveeën ingedeeld, een eenvoudige tandlijst vormt de bovenafsluiting. Aan de westzijde van de noord- en zuidwand zijn in de tijd van de gotiek ter vervanging van de Romaanse poortjes, nieuwe ingangen tegenover elkaar aangebracht, die zijn gedicht, toen de westgevel een ingang kreeg. Deze wand is in de 18de eeuw beklampt -de natuurstenen afdekkingen van de geveltop en de hoeken zullen van die tijd zijn -, maar is bij de restauratie weer van kloosterstenen gemetseld. De steen met het jaartal 1798, die tot de restauratie boven de zuidingang zat, duidt vermoedelijk op deze herstelbeurt. In de derde travee -voorzover die benaming hier van toepassing is -zit aan de zuigzijde de moet van een derde poort, de oude priesteringang. In de noordgevel zit een hagioscoop. Rond het westvenster is het muurwerk in kleine steen vernieuwd. Op vensterhoogte wordt deze muur doorregen door een laag op hun kant gezette bakstenen. Het begin van de vijfzijdige koorsluiting wordt door lisenen gemarkeerd. Het eerste vak aan de zuidkant bevat een hagioscoop. Niet alle zijden hebben vensters. Een vergelijkbare afwisseling van open en gesloten muurvlakken hebben ook de koorsluitingen van Winsum en Garnwerd, al loopt het ritme daar precies tegengesteld; alleen het tweede en vierde vak hebben daar vensters, in Ezinge zijn het het middelste en de twee buitenste.

Het klokkenhuis stamt eveneens uit de 13de eeuw. De westwand is in kleine steen vernieuwd, terwijl het galmgat aan de noordzijde deels is gedicht. In de ronde ingangsboog is later een segmentbogige poort gezet. Spitsbogen vangen aan de binnenzijde de zware bovenmuren op. Aan de westzijde sluit het "torenhuis" aan, dat nu als vergaderlokaliteit is ingericht. Onderin het muurwerk zijn oude kloostermoppen verwerkt.

De ruimte wordt door een blauwgroen geschilderde zoldering overdekt, blijkens het jaartal op een der balken in 1662 aangebracht. De kleine vensters laten betrekkelijk weinig licht toe, waardoor een stemmige sfeer ontstaat. Aan weerszijden ziet men de Romaanse en gotische ingangen. De preekstoel is in 1721 geplaatst. Op het middenpaneel zijn symbolen van de dood gebeeldhouwd, op de overige zijn de vier evangelisten afgebeeld met hun attributen en bovendien van hun namen voorzien. Het doophek met knap gesneden, opengewerkte ornamenten in de panelen is rond 1750 gemaakt. Erbinnen staat een zwaar offerblok. Uit de eerste helft van de 18de eeuw dagtekent de herenbank met fraaie rococomotieven.

Het koor, belegd met zerken uit de 16de en 17 de eeuw, is bij de restauratie tot liturgisch centrum ingericht. Een 17 de-eeuwse balpoot tafel vond er een plaats. Een moderne smeedijzeren stander draagt de gedreven koperen doopschaal uit de 19de eeuw. De kerk bezit een aardige 19de-eeuwse offerbus van koper op een gedraaide houten voet. In de nisjes van de inwendig halfronde koorsluiting zijn verschillende vondsten van de restauratie ondergebracht. Men ziet ondermeer de gebeeldhouwde kop van een bisschop en restanten van gotisch ornament, mogelijkerwijs van het sacramentshuis afkomstig, waartoe een der nissen was bestemd. Uit de protestantse tijd dateert de geschilderde tekst, een fragment uit psalm 27. Het orgel met aardige consoles onder de torens werd in 1793 door H.H.Freytag geplaatst.


De wierde voor de afgraving, 14 mei 1977.
Foto: Liturgisch Instituut R.U. (C.F.D.), Groningen