De kerk van Feerwerd

De kerk van Feerwerd was oorspronkelijk gewijd aan de Heilige Jacobus de Meerdere, zo blijkt uit een middeleeuws clauwregister. De parochie werd al in 1283 genoemd, maar de kerk is ouder. De dikte van de muren en ook het grote formaat van de gebruikte kloostersteen zijn aanwijzing, dat de kerk in het begin van de dertiende eeuw gebouwd is. Waarschijnlijk had de kerk een rechtgesloten koor met een topgevel; gezien de geringere dikte van de muur kan deze gevel later opnieuw opgemetseld zijn tot de goothoogte van de langsmuren.
De kerk is ingedeeld geweest in drie traveeën die corresponderen met de vensters in de noord- en zuidgevel. De vijf lisenen aan de buitenkant zijn aangebracht bij de bepleistering in de negentiende eeuwen komen niet overeen met de inwendige indeling.
De kerk is overwelfd geweest. Daarop wijzen niet alleen de naar de buitenzijde overhellende langsmuren, die dreigden te bezwijken onder het gewicht van de gewelven; ook zijn onder de pleisterlaag aan de binnenkant duidelijk herkenbaar de afgekapte muraalbogen tevoorschijn gekomen.
De ramen moeten kleine Romaanse raampjes zijn geweest, hoog in de gevel uitgespaard. In latere eeuwen zijn ze vergroot en van een houten tracering voorzien. In de noord- en zuidgevel hebben zich oude ingangen bevonden in de westelijke travee; de sporen daarvan zijn weer onder de pleisterlaag verdwenen.
De toren is gebouwd in 1859, mogelijk als onderdeel van een omvangrijke opknapbeurt van de kerk. Voordien heeft een houten dakruiter de kerk gesierd. Misschien is toen ook een nieuwe kap aangebracht met een flauwe dakhelling.
Toch kan er nog een oudere toren bij de kerk hebben gestaan. Hierin hing dan oorspronkelijk de klok die nu in Oostum hangt en die in 1466 gegoten is door Hendrik Kokenbacker. Op die klok staat: "Maria bin ik geheten, de van Fervert lete mi gheten." De huidige klok dateert van na de Tweede Wereldoorlog (1950) en is gegoten door de fa Van Bergen, nadat in 1943 zijn voorganger (uit 1863) door de Duitsers was geroofd.
Het uurwerk is van 1929 en is geïnstalleerd op initiatief van J.J.Gerritsen, het toenmalige hoofd der school. Gerritsen was toen al in het gelukkige bezit van "Radio", zodat men er verzekerd van was, dat de juiste tijd werd aangegeven.
Het interieur is eenvoudig maar stijlvol en dateert grotendeels uit de negentiende eeuw, zij het dat de bevloering is aangebracht tijdens de restauratie van 1992. De preekstoel, opgesteld aan de oostgevel is zeventiende-eeuws: de kuip is geplaatst op een toscaanse zuil en bezit gecanneleerde halfzuiltjes.Ter weerszijden van de preekstoel staan de banken voor de notabelen opgesteld met daarvoor offerblokken. In het midden staat de avondmaalstafel: een zeventiende-eeuws onderstel met een nieuw blad. Het liturgisch gedeelte wordt door een gietijzeren hek afgescheiden van de rest van de kerkruimte. Tegen de zuidmuur staat de zeventiende-eeuwse herenbank die overigens grotendeels vernieuwd is.
In de ruimte voor de preekstoel ligt een aantal grafzerken, waarvan enkele uit de zestiende eeuw dateren. Met name trekt de opvallende steen voor Sicke Luersumma uit 1493 de aandacht. Het opschrift luidt: ANNO DNI DUSENT CCCC ENDE XCIII OP MEYDACH DO STARFF SALIGHE SICKE LUERSUMMA BIDDET VOER DIE SIELE PR NR.In de hoeken staan de bekende symbolen voor de vier evangelisten.Sicke Luursema was bewoner van de Kleine Borg die ten zuiden van Feerwerd stond. Hij behoorde tot een der belangrijkste geslachten in de Middag. Van de andere grafstenen is een aantal bestemd voor leden van het geslacht Aldringa.
Deze woonden op de Grote Borg, ten noordwesten van het dorp. Voor hen was ook de grafkelder op het koor die met een toegangssteen wordt aangegeven: DIT IS DE INGANCK VAN JONCKER ALDRINGA KELDER. )
Overigens bestond er in de eerste helft van de zeventiende eeuw een stevige rivaliteit tussen de bewoners van de Grote Borg en de Kleine Borg. Beiden hadden recht tot begrafenis in de kerk en beiden moeten een herengestoelte hebben gehad. In 1610 ontstaat er een fikse woordenwisseling, omdat leden van beide geslachten zich in de kerkglazen (kerkramen?) hoevelinck tho Feerwart" dan wel "arfffrouwe" van Feerwerd hadden laten noemen.
Tijdens de restauratie van 1992 stuitte men bij toeval op het restant van een gemetselde en fundering. Dit fundament bevindt zich in de as van de kerk, recht tegenover de vroegere noordelijke en zuidelijke ingang,

dus midden in de westelijke travee. Deze ronde fundering, waarvan slechts de helft overgebleven is, had een middellijn van ruim twee meter heeft gediend als basis voor een doopvont. Hoewel niet algemeen voorkomend zijn in onze provincie nog enkele voorbeelden ontdekt, met name in Tjamsweer en Spijk. Ook in Noord-Duitsland zijn enkele gevallen bekend.

jv- mei 1993

Foto: Jan Hovinga