De kerk van Oldehove

De in 1969 en volgende jaren uitgevoerde restauratie van de kerk van Oldehove heeft het schip een doods aanzien gegeven. Men concentreerde zich toen nog niet zo op het behoud van het historische uiterlijk. In de spitsboogvensters op het koor en in de zijwand zijn bakstenen traceringen aangebracht, die de 19de eeuwse houten vorktraceringen vervangen. De oorspronkelijke verdeling van ramen en spaarvelden is aan de noordzijde het best bewaard gebleven. Per travee zijn er twee rondboogvensters, geflankeerd door twee gelijkvormige spaarvelden. De traveeën worden gescheiden door lisenen. De benedenzone is vlak en bevat een dichtgemaakte ingang in de middentravee. Op grond van deze wandgeleding is de kerk te dateren in de vroege 13de eeuw. Wanneer de verbouwing van de oost- en zuidwand plaatsvond, valt na de restauratie niet meer te reconstrueren, maar is wellicht 17de eeuws. Het is bekend, dat de kerk in 1664 een grote verbouwing doormaakte. De zadeldaktoren stamt uit de 15de eeuwen draagt als gotische kenmerken spitsbooggalmgaten en een versiering met driepasbogen in de sluitgevels van de top. In 1664 werd de zuideringang voorzien van een classicistische omlijsting, uitgevoerd in zandsteen. Hierboven zijn rechts de gevierendeelde wapens van I Ripperda; II van Deest; III van Heerma; IV van Heerma en links gevierendeeld I Schellingwoude; II Commerstein; III Backer; IV Reael aangebracht. Daarboven bevindt zich een cartouche, omgeven door horens van overvloed, festoenen, voluten en doodssymbolen.

Inwendig is de toren op de begane grond verdeeld in drie ruimten, waarvan er één als voorportaal dienst doet en verlicht wordt door twee oeils-de boeuf. Daar tegenover is een cachot met tralievensters. Daarbinnen is de gedichte noordingang zichtbaar. In het torenportaal is de oude klok opgesteld. De huidige luidklok is afkomstig uit de verdwenen kerk van Oterdum. Het portaal wordt gedekt door een koepelgewelf, de wanden worden geleed door spitsboognissen. De hogere torenverdiepingen zijn bereikbaar door een gemetselde wenteltrap. Het schip is gevuld met goed bewaard gebleven meubilair,dat na de restauratie grotendeels op zijn plaats gebleven is. De preekstoel staat ongeveer in het midden van de zuidwand. Hij maakt de indruk samen- gesteld te zijn uit onderdelen van verschillende herkomst uit verschillende perioden. De geschubde hoekzuiltjes en de onderkuip lijken ouder dan de kuippanelen. Aan de binnenzijde zijn de sporen van diverse herstellingen zichtbaar. Aan het doophek is een zeer bezienswaardige offerbus bevestigd. Hij wordt vastgehouden door een geestige koperen hand. De zeszijdige bus heeft een gewelfd deksel. Daaronder bevindt zich de gleuf en twee afgedekte sleutelgaten. Er is een opschrift in zwierige letters. Op de avondmaalstafel staat een tweede offerbus, eveneens van koper, daterend uit de 18de eeuw, ditmaal 8-zijdig. Ten oosten van de preekstoel staat de kerkenraadbank uit 1650. Op het koor staan banken voor de bewoners van de Englumborg, de Ewsums en later de Ripperda 's. Hun wapens staan op het opzetstuk. Voorts bevindt er zich een bank met het familiewapen van de Mepsche's uit Den Ham. Onder het koor zijn twee grafkelders, waarvan er een de zandstenen tombe bevat voor de gravin van Cobenzel, die met een Ripperda getrouwd was. Ofschoon zij katholiek was, is ze toch in een protestantse kerk begraven. Als katholiek kenmerk is op de zijkant het brandend hart afgebeeld met het onderschrift Charitas Dei. Daarnaast treffen we het Christusmonogram, cartouches met opschriften, waarin het chronogram 1730 is aangebracht, aan de achterzijde gekruisde doodsbeenderen en voorop het familiewapen.

In het westen op de orgeltribune staat een instrument van Van Oeckelen uit 1903 in een eenvoudige kast. Na een restauratie door Mense Ruiter telt het 8 registers, die aanspreken over een manuaal en een aangehangen pedaal. Een bijzonderheid is de wijzerplaat tegen de noordwand, gevat in een aedicula met gewrongen halfzuiltjes en gedateerd anno 1650.

Jf-december 1986

Foto: Jan Hovinga, Zuidlaren.