De kerk van Oostum

Het schip en het rechtgesloten koor zijn de oudste onderdelen, te dateren rond het midden van de dertiende eeuw. De oorspronkelijke dispositie van de langswanden is aan de noordzijde het best bewaard gebleven, alhoewel aan de zuidzijde de spaarvelden rijker waren uitgevoerd. Het schema van twee spaarvelden, die een venster flankeren trof men oudtijds ook in de koorgevel aan. Nu zijn daar twee nieuwe vensters ingebroken. De topgevel is verdwenen. De zuidwand wordt ontsierd door een grote herstelling in machinale baksteen en een op onlogische wijze afgekapte liseen. Twee spaarvelden hier hebben vlechtwerk: de oostelijke met behulp van koppen, de westelijke met de lange zijde van de steen (strek), in visgraatverband. Ongeveer een eeuw na de bouw van het schip, plm. 1350 werden de smalle westtravee en de toren toegevoegd. In de travee bevinden zich twee ingangen onder spitsbogen. Op het dak bevinden zich boven het oudste gedeelte van het schip nog de oude holle en bolle pannen. Door middel van verschillend gekleurde pannen zijn hier figuren ingedekt, misschien herkenbaar als het Christusmonogram. Merk op, dat de pannen boven de lisenen iets naar beneden zijn doorgetrokken om ze voor inwateren te behoeden. Boven de later gebouwde travee en op de koorsluiting liggen pannen van een recenter datum, evenals op het dak van de toren, waarvan het zadeldak bij uitzondering nu eens noord-zuid gericht is. Een tweede eigenaardigheid van de toren is de rechthoekige grondslag. Om verdere verzakkingen tegen te gaan, werden twee steunberen aan de westzijde toegevoegd. Bij de restauratie werden de sluitgevels opnieuw opgemetseld. De toren heeft geen eigen ingang. Sinds de restauratie van 1972 zijn de ruimte onder de toren en het schip weer met elkaar verbonden door middel van een grote spitsboog. In de noord- en zuidzijde van deze boog bevinden zich nisjes. De torenruimte zelf is met een klein gewelf in steen overkluisd. Dit, samen met de nisjes, doet een gebruik als kapel vermoeden. Het meubilair van het schip bestaat uit klapstoelen. Alleen op het koor zijn de oude banken gehandhaafd. Een der herenbanken heeft een opzetstuk uit de vroege achttiende eeuw met het wapen van Lewe van Aduard. Tegen de oostwand achter het doophek staat de zeer eenvoudige laat zeventiende eeuwse preekstoel. De kuip is naar beneden afgesloten door panelen in plaats van een ingezwenkte onderkuip. Toscaanse kolommen flankeren de velden. Onder de preekstoel staat een zwaar offerblok. Er bleven enkele fragmenten van wandschilderingen bewaard: op de noordwand een veld, dat de vorm van een muraalboog van de verdwenen gewelven heeft, gevuld met een rasterpatroon, voorzien van franse lelies, direct op de baksteen geschilderd. Een lelie, die misschien als voorbeeld diende is geheel uitgewerkt, de andere zijn slordige herhalingen, waarvan alleen de contour aangegeven is, die later ingevuld zou moeten worden. Verder zijn er enkele wijdingskruisjes blootgelegd.
Jf-september 1983


Foto: J..Hovinga, Zuidlaren